Regels voor stichtingen die honden of katten uit buitenland invoeren

Heeft u een stichting die honden of katten uit het buitenland invoert? En plaatst u deze bij mensen die in Nederland wonen? Dan bent u een handelsonderneming en moet u voldoen aan dezelfde regels als handelaren.

Er zijn algemene regels die gelden voor honden en katten die van binnen en buiten de EU komen. Bovendien zijn er ook nog aanvullende regels die gelden voor invoer uit een EU-land of invoer uit een land buiten de EU.

Algemene regels

Een stichting heeft een handelsregistratie nodig: Een stichting wordt gezien als een handelsonderneming en moet een handelsregistratie hebben (artikel 15, Officiële controle verordening (EU) 2017/625). U kunt deze handelsregistratie bij de NVWA aanvragen via het aanvraagformulier. U heeft hiervoor wel eHerkenning nodig. eHerkenning is een soort DigiD voor bedrijven.

De stichting moet een inslagregister en uitslagregister bijhouden: Een stichting moet een sluitend inslagregister en uitslagregister bijhouden waarin de aanvoer en de afvoer naar de uiteindelijke bestemming van de dieren aangetoond kan worden (artikel 15, Officiële controle verordening (EU) 2017/625). Deze gegevens moet u minimaal 3 jaar bewaren.

Het dier moet gechipt zijn: Een hond of kat die uit het buitenland komt, moet al gechipt zijn voordat het dier de grens over gaat. Zonder chip mag u het dier niet importeren. Ook moet de chip al geplaatst zijn voor de rabiësvaccinatie gegeven wordt, anders is deze vaccinatie niet geldig. Meer informatie vindt u op de website chipjedier.nl

Het dier heeft een geldige rabiësenting nodig: Bij import in Nederland moet een hond of kat altijd een geldige rabiësvaccinatie hebben gehad in het land van herkomst. Of een rabiësvaccinatie geldig is, hangt af van de entstof en de bijsluiter. Deze inenting kan pas vanaf 12 weken worden gegeven. Een 1e rabiësvaccinatie is pas geldig na een wachttermijn van 21 dagen. Dit betekent dat u het dier op een minimale leeftijd van 15 weken van de ene lidstaat naar het andere mag brengen. Deze regels gelden voor commercieel én niet-commercieel verkeer van honden, katten en fretten, en ook als u minder dan 5 dieren vervoert. Wanneer een dier geen geldige rabiësvaccinatie heeft, brengt dat risico’s met zich mee. Lees meer over de ziekte rabiës op de website van de NVWA

Het dier heeft een Gezondheidscertificaat voor commercieel verkeer nodig: Bij import uit een lidstaat of land buiten de EU (derde land) moet het dier altijd vergezeld gaan van een voorgeschreven model gezondheidscertificaat voor commercieel verkeer (handel).

  • Individuele gezondheidscertificaten wanneer de dieren direct naar verschillende bestemmingsadressen gaan: Bij geïmporteerde honden of katten is voor elk bestemmingsadres een apart gezondheidscertificaat nodig. Bijvoorbeeld: 10 honden worden getransporteerd vanaf vliegveld Schiphol naar 5 verschillende opvangadressen, hier zijn dan 5 originele gezondheidscertificaten bij aanwezig.
  • Geen individueel gezondheidscertificaat wanneer de Stichting een tussenstop is: Dieren die vanuit het buitenland eerst naar een handelaar of stichting in Nederland gaan en vanaf daar naar een eigenaar of adoptant in Nederland gaan, hebben geen individueel gezondheidscertificaat nodig. Er is wel een gezondheidscertificaat nodig voor de hele zending tot ze op het adres van de handelaar of stichting zijn aangekomen. Wanneer dieren op Schiphol, na de controle op een aangewezen inspectiepost in het geval van import uit een derde land (dit kan dus niet via de aankomsthal), worden overgedragen aan een stichting/handelaar, dan moet er een gezondheidscertificaat bijzitten met het adres van deze stichting/handelaar.

Vraag een vergunning aan voor transport: Voor commerciële transporten boven de 65 kilometer moet u een vergunning aanvragen; óók binnen Nederland. De transporteur vraagt de vergunning aan bij de NVWA. De geldigheidsduur van de vergunning is 5 jaar. Laat u dieren commercieel transporteren, dan is het verstandig om te controleren of de transporteur hiervoor de benodigde vergunning heeft. Deze vergunning is niet nodig als het gaat om privévervoer van een dier.

  • Als het transport langer dan 8 uur duurt, valt dit onder de categorie ‘lang transport’. Voor ‘lang transport’ met levende dieren gelden speciale regels:
  • Het voertuig moet gecertificeerd zijn. Dit kan bij de RDW. Bij controle moet de transporteur het originele certificaat van goedkeuring kunnen tonen.
  • Het vervoer van honden moet voldoen aan Transportverordening (EG) Nr. 1/2005. Hierin staan de inrichtingseisen van het vervoermiddel en de vervoerder beschreven.
  • Op een plaats van bestemming dient het dier gedurende ten minste 48 uur voor een eventueel volgend vertrek te verblijven (artikel 2s, transportverordening Vo (EG) 1/2005).

Een Stichting mag geen gebruik maken van vluchtbegeleiders: Het is niet toegestaan om gebruik te maken van vluchtbegeleiders. Dieren die door of voor een stichting worden geïmporteerd vallen onder het commerciële verkeer. Deze dieren vliegen als cargo (in het ruim) en dienen gekeurd te worden op een inspectiecentrum aan de hand van een gezondheidscertificaat dat de dieren vergezelt. Als er sprake is van eigendomsoverdracht valt het altijd onder commercieel verkeer, ongeacht of het aantal honden groter of kleiner is dan 5.

Aanvullende regels voor honden of katten uit een EU-lidstaat

Waar moet een Stichting aan voldoen wanneer het dier in Nederland is aangekomen?

U moet het dier registreren: De houder van de hond is verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging. Onder een houder van een hond of kat valt ook een tijdelijk opvangadres, zoals een adoptiegezin, of een gastgezin. Een houder is verplicht om het dier op zijn naam te registreren, ongeacht de periode dat het dier bij de houder is. Een hond moet u binnen 2 weken na aankomst aanmelden bij een geregistreerde databank.

(Tijdelijke) opvangadressen moeten de dierlocatie (UBN) registreren: Heeft u een stichting die zwerfhonden importeert die geen eigenaar hebben? En is uw stichting houder of eigenaar van de honden? Dan moet u zich registreren met een uniek bedrijfsnummer (UBN) bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). Bij RVO kunt u een UBN aanvragen. Heeft uw stichting opvangadressen dan is hierbij ook sprake van bedrijfsmatigheid. Deze opvangadressen moeten ook een UBN aanvragen bij RVO.

(Tijdelijke) opvangadressen moeten een vakbekwaamheidsbewijs hebben: Zowel stichtingen als hun opvangadressen moeten een beheerder hebben met een vakbekwaamheidsbewijs. Kijk voor meer informatie over de eis voor een beheerder op de site van RVO.

Let op de eisen voor huisvesting: De algemene huisvestingsregels staan in hoofdstuk 1 van het Besluit houders van dieren. De huisvestingsregels voor honden en katten staan in hoofdstuk 3 en in Nota van toelichting: paragraaf 5.5. laatste alinea). Exacte afmetingen waar de hokken aan moeten voldoen, staan in het oude Honden- en katten besluit uit 1999.

Wat als de gezondheidsstatus onbekend is of de vaccinatiestatus? Sommige honden en katten die bij een stichting of een andere inrichting verblijven moeten in quarantaine:

Welke entingen zijn verplicht op het moment dat het dier bij de stichting is? Honden die bij een stichting of opvangadres verblijven, moeten worden ingeënt tegen:

  • Parvo
  • Hondenziekte (ziekte van Carré)
  • Hepatitis Contagiosia Canis (HCC)

Katten moeten worden ingeënt tegen:

  • Panleucopenievirus
  • Feline herpesvirus
  • Scalicivirus

De honden en katten moeten binnen 5 dagen worden geënt. In het geval van verkoop of aflevering, moeten de dieren uiterlijk 7 dagen vóór het moment van verkoop of aflevering worden ingeënt. Dit staat in de Regeling houders van dieren artikel 8.3 en artikel 8.4.

Wetgeving en regelgeving

De wetgever ziet stichtingen als handelsbedrijven die dieren afleveren. Daarom zijn stichtingen verplicht om te voldoen aan de eisen in de volgende wet- en regelgeving:

Bron https://www.nvwa.nl/onderwerpen/honden-en-katten/regels-voor-stichtingen-die-honden-of-katten-uit-buitenland-invoeren en via de link