Het aantal zwerfhonden wereldwijd wordt geschat op 600 miljoen.

 

Honden zijn onder te verdelen in:

 

A. Straathond (zwerfhond)

1. Loslopende hond met eigenaar

De hond is volledig afhankelijk van de eigenaar en heeft bepaalde delen van de dag volledige bewegingsvrijheid. Indien noodzakelijk zal de eigenaar eigendom opeisen.

Dit type hond heeft een grote overlevingskans en is zeer vruchtbaar.

2. Loslopende hond zonder huidige eigenaar (achtergelaten hond)

De hond is deels onafhankelijk en heeft volledige bewegingsvrijheid.

Dit type hond heeft een kleine overlevingskans en is gemiddeld vruchtbaar.

3. Gemeenschapshond

De hond is deels onafhankelijk en heeft beperkte of volledige bewegingsvrijheid. Meerdere mensen zorgen voor de hond. Voorbeelden zijn de hond op een fabrieksterrein, bij een benzinepomp of bij een flat.

Dit type hond heeft een grote overlevingskans en is zeer vruchtbaar.

4. Verwilderde hond

Loslopende hond zonder eigenaar, verwilderd, maar nog altijd afhankelijk van het afval van de mens.

Dit type hond heeft een kleine overlevingskans en is niet erg vruchtbaar.

 

B. Huishond

Hond met een verantwoordelijke eigenaar. De hond is volledig afhankelijk, heeft beperkte bewegingsvrijheid en staat volledig onder toezicht.

Dit type hond heeft de hoogste overlevingskans, niet erg vruchtbaar door toezicht en mogelijke sterilisatie/castratie.

 

Alle honden van categorie A1 tot en met A4 worden gezien als zwerfhonden.

 

Zwerfhonden zijn ongewenst vanuit praktisch oogpunt. Zij kunnen veroorzaken:

• verkeersongevallen

• overlast door geblaf, uitwerpselen en urine

• overdracht van ziekten op mensen (zoönosen) zoals Rabiës

• bijtincidenten door angst of agressie

• schade aan de natuur en boerderijdieren door jachtinstinct

 

Zwerfhonden zijn tevens ongewenst uit moreel en emotioneel oogpunt (dierenwelzijn). Zwerfhonden kunnen lijden door:

• voedselgebrek

• ziekten

• verwondingen door aanrijding of gevecht met andere honden

• mishandeling door de mens

• wrede maatregelen door overheden

 

Locale inwoners, maar ook toeristen zien niet graag lijdende, stervende en/of dode honden.

 

De meeste zwerfhonden zijn potentiële trouwe, vriendelijke gezelschapsdieren of eventueel waakhonden.

 

In 1990 is een gezamenlijk rapport verschenen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de WSPA (World Society for the Protection of Animals) onder de titel “Guidelines for Dog Population Management”. Daarin werd de conclusie getrokken, dat naast wetgeving, educatie en informatie, de enige effectieve en structurele oplossing voor een zwerfhondenprobleem het onvruchtbaar maken van de zwerfhonden is.

 

In datzelfde rapport werd aangetoond, dat het verwijderen of doden van honden nooit overwogen moet worden als meest effectieve manier om om te gaan met een overschot aan honden in de gemeenschap: het heeft geen enkel effect op de hoofdoorzaak van het probleem.

 

Zwerfhondenpopulatie management dient gericht te zijn op het reduceren van het aantal loslopende honden om het welzijn van de honden te verbeteren en de gezondheidsrisico’s voor de mens te verminderen.

 

Uit onderzoek van de O.I.E. (World Organisation for Animal Health) is gebleken, dat in 60% van de Europese landen zwerfhonden een probleem vormen. Vooral in Oost- en Zuid-Europa.

 

Desalniettemin is in meer dan 60% van de Europese landen met een zwerfhondenprobleem het doden/euthanaseren van zwerfhonden politiek beleid.

 

In 2009 kwam de O.I.E. tot dezelfde conclusie als de Wereldgezondheidsorganisatie in hoofdstuk 7.7 van de Terrestrial Health Code (wereldwijde gezondheid regels): de promotie van verantwoordelijk hondenbezit kan het aantal zwerfhonden en de verspreiding van zoönosen aanzienlijk verminderen. Omdat hondenecologie in direct verband staat met menselijk handelen zal zwerfhondenpopulatie management gepaard moeten gaan met gedragsverandering van de mens om effectief te kunnen zijn.

 

Bron: Nathalie Klinge