De regelgeving om honden en katten naar Nederland te emigreren van binnen of van buiten Europa is complex. De belangrijkste reden hiervoor is dat de geldende regelgeving voor het dier (reizend binnen of buiten Europa) en voor de adopterende organisatie (zowel importerend als opvangend) van diverse autoriteiten afkomstig is en bijgevolg niet in een document te vinden is.
Wij hebben de belangrijkste regels voor u op een rijtje gezet. De regels betreffen de volgende gebieden:
1. de hond en kat die geïmporteerd wordt van binnen en buiten Europa
2. de organisatie die de hond & kat importeert en
3. de organisatie die de hond of kat naast het importeren ook tijdelijk opvangt in Nederland.
 

Regelgeving voor de te importeren hond en kat

De regelgeving voor de te importeren hond of kat bestaat uit regelgeving die de gezondheid en de registratie van het individuele dier betreffen.

Hond en kat van binnen Europa
Het geïmmigreerde dier dient wat van binnen Europa komt dient:
1. een (micro) chip of transponder te hebben;
2. een EU-dierenpaspoort te hebben;
3. minimaal 21 dagen voor de reisdag te zijn ingeënt tegen hondsdolheid (rabiës);
4. afhankelijk van het land van uitvoer te beschikken over een gezondheidscertificaat van een dierenarts;
Ad 1 een (micro) chip of transponder te hebben. De gebruikelijke plaats van de microchip of transponder is tussen de schouderbladen of bij het – vanuit het dier gezien – linker schouderblad.
Ad 2 een EU-dierenpaspoort te hebben. Sinds juli 2004 voldoen alle EU-landen aan vrijwel gelijke veterinaire eisen van het gestandaardiseerde EU-dierenpaspoort. Met dit paspoort zijn dier en eigenaar eenvoudig te achterhalen omdat een beschrijving van het dier en naam en adres van de eigenaar vermeld zijn. Elk paspoort heeft een uniek registratienummer. Als het dierenpaspoort niet in orde is, dan kan het dier in quarantaine geplaatst worden tot het voldoet aan de gezondheidsvoorschriften of het dier kan teruggestuurd worden naar het land van herkomst. Inslapen van dieren wordt alleen gedaan bij verdenking van aangifteplichtige ziekten, zoals rabiës, of als dieren om een andere reden een gevaar vormen. De NVWA dierenarts beslist daarover. Alle hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de eigenaar van het dier. Per januari 2015 gaan de eisen van een dierenpaspoort aangepast worden. De gegevens van het dier en de eigenaar gaan gelamineerd worden voor transport, Deze maatregelen moeten zorgen dat de er niet meer gefraudeerd kan worden met een dierenpaspoort.
Ad 3 minimaal 21 dagen voor de reisdag te zijn ingeënt tegen hondsdolheid (rabiës)
Een hond kan tegen hondsdolheid gevaccineerd worden vanaf een leeftijd van drie maanden. Pups of kittens jonger dan 3 maanden hebben geen vaccinatie nodig indien:

  • de pup of het kitten op reis vergezeld wordt van de moeder
  • de eigenaar of zijn vertegenwoordiger die gelijktijdig met het dier reist (en dus bekend is met de historie en omgeving in het land van oorsprong) kan verklaren dat de pup of het kitten tot aan de reis is opgegroeid op de geboorteplek en niet in contact is geweest met dieren die mogelijk besmet waren met rabiës.

De verklaring wordt op verzoek van de douane of andere toezichthouder mondeling afgegeven.
Vanaf 29-12-2014 is deze uitzondering niet meer mogelijk en zijn honden minimaal 15 weken oud voor ze naar Nederland mogen komen.

Hoewel Noorwegen en Zwitserland geen EU-landen zijn, worden beide landen voor import van gezelschapsdieren als EU-landen beschouwd wat betreft de regelgeving rondom hondsdolheid. Het voldoen aan bovenstaande vier voorwaarden is dan ook voldoende om dieren uit Noorwegen en Zwitserland te verplaatsen binnen Europa.
Ad 4 afhankelijk van het land van uitvoer te beschikken over een gezondheidscertificaat van een dierenarts. Soms eist de regelgeving van een land niet alleen een EU-paspoort, maar ook een gezondheidsverklaring van het te importeren dier van een erkende dierenarts van de overheid. In Nederland is dat een dierenarts van de NVWA – in overige landen zijn dat andere organisaties. Het gezondheidscertificaat dient aan specifieke eisen te voldoen – zie de link: http://www3.vwa.nl/import/certificaten/dihv012001a.pdf

Hond en kat van buiten Europa

Het geïmmigreerde dier wat van buiten Europa komt dient aanvullend op bovenstaande voorwaarden 1 tot en met 4 ook:
5. een bewijs te hebben van een serologische rabiësbloedtest met als uitslag voldoende antistoffen (> 0,5 IE / ml) voor de hoog risicolanden.
6. importmogelijkheden vanuit het specifieke land buiten Europa te hebben.
Ad 5 serologische rabiësbloedtest voor dieren buiten Europa. Indien een dier van buiten Europa naar Nederland komt gelden, afhankelijk van het land met hoog of laag risico op hondsdolheid bovendien aanvullende eisen van invoer te vinden via het informatiesysteem Import Veterinair Online (IVO). Dieren uit landen met een hoog risico op rabiës moeten naast een geldige rabiësvaccinatie ook een serologische test hebben ondergaan waaruit blijkt dat de dieren
voldoende bescherming hebben opgebouwd tegen rabiës (> 0.5 IE/ml). Deze bloedtest kan pas uitgevoerd ten minste 1 maand na (primo) vaccinatie en ten minste 3 maanden vóór vertrek naar de EU, zoals vastgelegd in de Europese regelgeving Verordening (EG) 998/2003.

De bloedtest dient te worden uitgevoerd in een erkend laboratorium, zoals te vinden op de website van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/food/animal/liveanimals/pets/approval_en.htm)
Ad 6 importmogelijkheden vanuit het specifieke land buiten Europa te hebben. Via het informatiesysteem Import Veterinair Online is te vinden of import mogelijk is van een gezelschapsdier uit een land buiten de EU onder welke voorwaarden en met welke verplichte documenten. Deze site is van de Nederlandse Voedsel/ en Warenautoriteit als onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken.

De exportmogelijkheden per land binnen en buiten Europa zijn terug te vinden op de LICG-site:
http://www.licg.nl/x0/praktisch/reizen-en-vakantie/invoereisen/invoereisen-per-land-europa.html.

of via de site van de NVWA

Let op;
1. Ook als er meer dan vijf dieren meegenomen worden op niet-commerciële basis, dan beschouwt de regelgeving vanwege het aantal gezelschapsdieren het transport als commercieel en bijgevolg te beschouwen als handelstransport. Zoals de NVWA beschrijft: ‘De commerciële invoer in de EU van honden, katten en fretten en de niet-commerciële invoer van meer dan vijf honden, katten en fretten, alsmede de invoer van honden, katten en fretten voor volgens Richtlijn 92/65/EG erkende instellingen, instituten of centra.’ Deze gelijkwaardigheid tussen de voorschriften voor commercieel en niet commercieel
verkeer van deze diersoorten heeft tot doel fraude bij de handel in gezelschapsdieren te voorkomen.
2. Als een hond of kat zonder begeleiding vervoerd wordt, wordt het vervoer als handel beschouwd.
3. De voorwaarden van de vliegtuigmaatschappijen zijn ook een mogelijk limiterende factor in het aantal dieren wat op niet-commerciële basis vervoerd kan worden. De vliegtuigmaatschappijen wisselen per maatschappij of er honden en katten vervoerd mogen worden en in aantal te vervoeren dieren en in het
aantal te vervoeren dieren per kennel – ook afhankelijk van het vertrek- en aankomstpunt van de reis.